
Een bekwaam wetenschapper zit in zijn bureau te werken aan een project om de wereld te verbeteren. Plots komt zijn dochtertje van 5 jaar binnen. “Ik wil spelen” zegt ze, maar de man antwoordt dat hij nu geen tijd heeft en dat ze hem verder moet laten werken. “Want ik wil de wereld beter maken” zegt hij. Na wat zeuren lijkt het dochtertje toe te geven, maar dan verandert ze van tactiek. “Laat mij dan helpen, dan ben je vlugger klaar met de wereld te verbeteren.” zegt ze. De man is vertederd en zoekt een oplossing. Hij vindt in een tijdschrift een mooie wereldkaart, scheurt die in stukken en geeft alles aan zijn dochtertje. “Hier, breng jij deze wereld maar weer helemaal in orde.” Hij hoopt zo voor de rest van de dag van haar af te zijn, want zijn dochtertje is nog klein en kent het beeld van de wereldkaart niet. Maar na een kwartiertje komt ze fier terug met de wereldkaart netjes aaneengeplakt. “Klaar!” roept ze uit. “Hoe heb je dat gedaan?” vraagt de vader verbaasd. “Gemakkelijk” zegt het meisje. “Toen je de kaart uit het tijdschrift scheurde, zag ik dat op de achterkant een mens stond. Toen ik de wereld niet in elkaar kon puzzelen, heb ik alle stukjes omgedraaid en eerst de mens in orde gebracht. Toen ik daarna het blad omdraaide, zag ik dat de wereld ook in orde was.”